Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [48]Waar is [nu] de [49]woning der leeuwen, en die weide der jonge leeuwen? Alwaar de leeuw, de oude leeuw, [en] het leeuwenwelp wandelde, en er was niemand, die [hen] verschrikte. 48. Dir zijn de woorden van den profeet, sprekende in den naam van God, en de overwonnen Assyriers beschimpende. 49. Aldus noemt de profeet de inwoners van Nineve, die rovers en bloeddorstige mensen geweest zijn, inzonderheid hunnen koningen, vorsten en krijgsoversten; zie Ezech.19:2,3, met de aantekeningen aldaar, enz. De apostel noemt ook den keizer Nero een leeuw; 2 Tim.4:17.